Wanneer je theaterwetenschappen gaat studeren, leer je in een van de eerste colleges over ‘the willing suspension of disbelief’. Het publiek weet dat de realiteit op het toneel fictie is, maar gelooft, zolang de voorstelling duurt, wat er gebeurt. Tot dusver heb ik nog nooit ondervonden wat er gebeurt als deze eeuwenoude theatercode doorbroken wordt. Tot gisteren, bij de voorstelling ‘Waar wij voor strijden’ in Carré als onderdeel van Theater na de Dam.
Jacob Derwig speelde het door Bo Tarenskeen gecreëerde personage: een naamloze presentator die het Europa Ensemble onder leiding van Liza Ferschtman aankondigt. In een uur maakt bewondering voor kunst en cultuur plaats voor extremistisch gedachtengoed waarin de Europese cultuur als superieur aangeduid wordt. Waar ik vanaf het begin de ironie van het stuk voelde en op een aantal momenten zelfs moest lachen, merkte ik dat de sfeer betrok toen het personage antisemitische opmerkingen begon te maken. Ik applaudisseerde voor Ferschtman toen zij besloot de zaal te verlaten om haar te steunen. Voor die tijd waren al enkele mensen opgestaan en weggegaan, maar daar maakte ik mij niet druk over. Ik kon me voorstellen dat ze, zo vlak na de herdenking, niet op dergelijke teksten zaten te wachten. Voor mij bleef de dubbele laag van het stuk overeind en ik keek bewonderend toe hoe subtiel Derwig de teksten bracht, die van kwaad tot erger gingen.
Ineens klonk er een luide vrouwenstem: ’deze Jodin gaat nu naar huis!’ Een rij mensen op hetzelfde balkon waar ik zat stond op en liep richting de zaaluitgang. Alle aanwezigen keken toe, maar niemand zei iets. Vlak voor ze de zaal verlieten riep diezelfde vrouw: ‘de Joden zijn weg hoor!’ Derwig bleef in zijn rol en speelde onverstoord door. Vanaf dat moment had ik geen aandacht meer voor wat er op het toneel gebeurde. De werkelijkheid overstemde de gespeelde realiteit. ‘Wat verdrietig dat de code van het theater niet begrepen wordt,’ was een van de eerste dingen die ik tegen de vriendin die naast mij zat zei. Na de black-out applaudisseerden we zachtjes, maar bleven zitten. Ik had Derwig een staande ovatie gegund, maar voelde toch een grote vorm van ongemak bij het idee dat de mensen die weggegaan waren wellicht dachten dat ik voor de extremistische teksten klapte.
Sinds mijn afstuderen heb ik nooit meer zo lang over een voorstelling nagepraat. Al op de fiets naar een naastgelegen kroeg was het gesprek volop gaande. Wat was er precies gebeurd? Algauw waren we het eens dat Bo Tarenskeen een gewaagde tekst geschreven heeft voor een voorstelling die op 4 mei gespeeld werd, maar de vraag is: is die tekst niet juist op de nationale herdenkingsdag gepast? De afgelopen jaren is polarisatie en extremisme toegenomen. De teksten die gisteren door Derwig gespeeld werden, worden door politici uitgesproken. Dat is de realiteit anno 2023. Als een politicus als Baudet of Wilders gisteren in Carré had gestaan, was ik niet aanwezig geweest of was ik vrijwel zeker ook weggelopen. Maar gisteren keken we naar een toneelvoorstelling. Een gecreëerde werkelijkheid met als doel het gevaar van de teksten die bovengenoemde politici openbaar uitspreken invoelbaar te maken. Dat is wat kunst kan bewerkstelligen. En juist de heftigheid van de reacties die we gisteren in Carré ervoeren, maakt dat de aanwezigen hier nog lange tijd over doorpraten.
Een dag later lees ik diverse artikelen in het Parool. ‘Waar wij voor strijden’ houdt inderdaad niet alleen mijn vrienden en mij bezig. De reacties zijn verdeeld. De voorstelling heeft mensen geraakt. Soms te hard. Dat begrijp ik en maakt me verdrietig. Juist als theaterwetenschapper. Wanneer ‘the willing suspension of disbelief’ in het theater niet meer aanwezig is, maak ik me flinke zorgen over de tijd waarin we leven. Als we in een fictieve wereld onze samenleving niet meer mogen spiegelen, waar dan wel?